HPV virus wat is het en wat doet het? Wat zijn HPV virussen? Een virus is een soort pakketje waarin een kern zit en een of meer strengen DNA of RNA ( genetische informatie) waarin de gegevens zitten voor het maken van meer virussen. Om dit pakketje zit een beschermend eiwitomhulsel met stekels (manteleiwit) waarmee het virus zich aan de oppervlakte van een menselijke cel kan hechten. Virussen zijn zo klein, veel kleiner dan bacteriën, dat ze eenvoudig de cellen kunnen bereiken. Het virus heeft de cellen van de mens nodig om zich te vermenigvuldigen. De eiwitten in de mantel van het virus steken naar buiten en kunnen zich binden aan de menselijke cel. HPV virus, stekelige buitenkant Het HPV virus dringt de menselijke cel binnen brengt het eigen DNA in de cel en het virus begint zich te kopiëren en te vermenigvuldigen. De cel vol virussen barst op een gegeven moment open, de virussen komen vrij en dringen weer nieuwe cellen binnen (virusverspreiding). Het HPV virus heeft 2 strengen DNA . Dit DNA virus gebruikt het DNA-reparatiemechanisme van de menselijke cel om zichzelf te vermenigvuldigen. Aanhechting aan menselijke celwand en virus DNA strengen komen in cel In elke menselijke cel zitten in de kern 2 strengen van 23 chromosomen. Deze chromosomen zijn opgebouwd uit DNA. Het DNA is de code voor een speciaal eiwit dat belangrijk is voor je lichaam. Een DNA streng bestaat uit twee spiralen die om elkaar heen draaien, een soort wenteltrap. Een telomeer is een zich herhalend stukje DNA aan de uiteinden van de chromosomen. Deze stukjes worden elke keer wanneer de cel deelt korter. Hele korte telomeren geven aan dat de cel snel sterft. Het chromosoom valt uit elkaar. Het korter worden van de telomeren beschermen tegen kanker. Telomerase is een stofje dat dit proces van verkorting van de telomeren tegengaat. Telomerase herstelt de telomeren na de celdeling. In snel delende cellen zoals beenmergcellen, is de telomerase van nature al geactiveerd, omdat deze cellen snel moeten delen. Wat gebeurt er nu als het HPV virus de cellen binnendringt? Het HPV virus heeft een duidelijke voorkeur voor de cellen van de baarmoedermond in de overgang van het cilinderepitheel in het kanaaltje (de baarmoederhals) van de baarmoeder naar de baarmoedermond waar zich de plaveiselcellen bevinden. Dit heet de overgangszone en deze kan in de baarmoederhals liggen of wat meer naar buiten op de baarmoedermond (portio). Afbeelding afkomstig van RIVM Het HPV virus kan een kwaadaardige verandering in de menselijke cel teweegbrengen. Het DNA van het virus activeert een cellulair oncogeen of verhoogt de transcriptie (kopie wordt gemaakt van het DNA) van de menselijke genen die betrokken zijn bij de celdeling. De HPV-groep virussen is een grote groep van DNA virussen. Een aantal HPV virussen kunnen de huid infecteren (wratten) en zijn onschuldig. DE hoog risico HPV virussen die samenhangen met baarmoederhalskanker zijn vooral HPV 16 en 18 en andere hoog risico virussen die vooral het plaveiselepitheel van de baarmoedermond infecteren. In 99,7% van de baarmoederhalskanker wordt het HPV virus gevonden, dus dit virus speelt de centrale rol. Baarmoederhalskanker blijkt een gelukkig niet veel voorkomende complicatie van zo’n HPV infectie te zijn. De meeste vrouwen kunnen het virus wegwerken. Echter bij een percentage (10-20%) van de vrouwen gebeurt dit niet en ontstaat er een persisterende (blijvende) HPV infectie die de veranderingen in de cellen kunnen geven, CIN 1, 2 of 3 en daarmee het risico op de ontwikkeling tot baarmoederhalskanker. Dat blijkt te maken te hebben met o.a. weerstand en genetische factoren. De hoog risico HPV virussen hebben het vermogen om cellen aan te zetten tot onbeperkte delingscapaciteit. De virale genen E6 en E7 van het HPV virus zijn hiervoor verantwoordelijk, de zogenaamde virale oncogenen (genen die kanker kunnen veroorzaken). De menselijke eiwitten die betrokken zijn bij de controle en reparatie van de cyclus van de cel, zoals p53 kunnen door E6 en E7 van het virus onwerkzaam gemaakt worden en zo kan DNA schade niet goed hersteld worden. Een gen wat een tumor kan onderdrukken is het P53 gen, een gen dat de onbeperkte deling van de cel voorkomt en daarmee het ontstaan van een tumor verhindert. Bij schade in het DNA wil het de celgroei stoppen en houdt het de celdeling tegen om het DNA te herstellen of te zorgen voor apoptose (vernietiging van de cel) als de schade te groot is. Bij een verandering (mutatie) in het P53 gen wordt dit inactief waardoor er ongecontroleerde celgroei kan plaatsvinden. P53 gen komt pas in actie als het nodig is, maar het moet dus wel zijn activiteit blijven behouden. Tumor onderdrukkende genen bevatten, net als alle genen, de code voor de informatie voor de aanmaak van bepaalde eiwitten. Bij kanker is er een opeenstapeling van genetische veranderingen, waardoor de oncogenen actief worden met als gevolg dat er teveel of hyperactieve (verkeerde) eiwitten gemaakt worden. Er zijn meer tumor onderdrukkende genen, zoals het RB-gen. Dit functioneert ook als een handrem voor de celdeling. Ook p107 en p130 zijn tumor onderdrukkende genen. E6 en E7 van het HPV virus zijn verantwoordelijk voor de overgang van de gewone cel naar een cel met verstoorde celdeling en ongecontroleerde groei. Vooral bij de overgang van CIN2 naar CIN 3 zie je deze genetische instabiliteit (die ontstaan is) terug, waarbij een verandering moet zijn opgetreden in de controle van de E6 en E7 expressie in de delende cellagen. Bij de laaggradige CIN afwijkingen als CIN 1 zie je de hoge E6/E7 expressie wel maar in de uitrijpende, niet delende epitheelcellen, dat maakt dat deze niet delende epitheelcellen van de baarmoedermond worden aangezet tot DNA-kopiering voor het virus om zich te vermenigvuldigen. In de fase naar CIN 2 en CIN 3 zie je de verandering optreden in de controle van de E6 en E7 expressie waardoor deze naar de diepere (delende) cellagen gaat. Telomeren beschermen, zoals we al eerder lazen, de uiteinden van de strengen DNA in de kern van de cellen. Naast de genetische instabiliteit die gaat ontstaan bij de HPV geïnfecteerde cellen in die diepere virus cellagen, zie je ook dat die cellen een veel langere levensduur krijgen omdat de telomeren (de chromosoomuiteinden) enorm verlengen bij de delingen van die cellen (activering van het enzym telomerase door het virus zelf ), waardoor deze cellen veel “ouder” worden dan de normale cel en daarmee kunnen ze maar doorgaan met zich te delen. Een kwalijk proces dus. De controle op de celdeling valt weg en er is sprake van een verandering in het DNA ten gunste van het virus. Bij CIN1/2 zit het virus in de uitrijpende, niet delende plaveiselcellen vooral. Bij verdere ontwikkeling naar CIN3 lijken er veranderingen op te trede in de controle van de E6- en E7-expressie waardoor deze dieper in de cellagen komt. Dit zijn de cellen die delen. Genexpressie is het proces hoe bepaalde genen zich uiten. Het gen in het DNA wordt “vertaald” naar een bepaalde volgorde van aminozuren. Een eiwit bestaat uit een bepaalde volgorde van aminozuren. Zo komt een gen tot uiting. Je kunt je voorstellen dat als E6 en E7 zich anders kan gedragen, dit vergaande gevolgen kan hebben. Dit samen met de activering van het telomerase maakt dat de afwijkende cellen in de diepere cellagen maar door kunnen delen. Na besmetting met het HPV virus kunnen vrij snel, na 2 tot 3 jaar, CIN 1 en 2 afwijkingen ontstaan. Daarna lijkt het lang te duren tot zich echt baarmoederhalskanker ontwikkelt, maar wisselt van persoon tot persoon. Een CIN 1 en CIN 2 kunnen nog goed behandeld worden of vanzelf verdwijnen, ook een CIN 3 kan zoals je hieronder ziet, nog verdwijnen. Je kunt van tevoren niet voorspellen bij wie CIN 1 doorgaat naar CIN 3 en uiteindelijk baarmoederhalskanker en bij wie het spontaan verdwijnt.